Woordenlijst
Engels (US) – Werkwoorden oefenen

doorkomen
Het water was te hoog; de truck kon er niet doorheen.

naar beneden kijken
Ze kijkt naar beneden het dal in.

schoppen
In vechtsporten moet je goed kunnen schoppen.

vereenvoudigen
Je moet ingewikkelde dingen voor kinderen vereenvoudigen.

terugbellen
Bel me morgen alstublieft terug.

trainen
De hond wordt door haar getraind.

luisteren naar
De kinderen luisteren graag naar haar verhalen.

vertegenwoordigen
Advocaten vertegenwoordigen hun cliënten in de rechtbank.

gooien naar
Ze gooien de bal naar elkaar.

openen
Het kind opent zijn cadeau.

overweg kunnen
Stop met ruziën en kunnen jullie eindelijk met elkaar overweg!
