Woordenlijst
Engels (UK) – Werkwoorden oefenen

moeten
Hij moet hier uitstappen.

missen
De man heeft zijn trein gemist.

verlaten
Veel Engelsen wilden de EU verlaten.

zien
Je kunt beter zien met een bril.

begrenzen
Hekken begrenzen onze vrijheid.

uitknijpen
Ze knijpt de citroen uit.

bestaan
Dinosaurussen bestaan tegenwoordig niet meer.

wegrijden
Ze rijdt weg in haar auto.

melden
Iedereen aan boord meldt zich bij de kapitein.

zorgen voor
Onze conciërge zorgt voor de sneeuwruiming.

verbeteren
Ze wil haar figuur verbeteren.
