Woordenlijst
Engels (UK) – Werkwoorden oefenen

ziektebriefje halen
Hij moet een ziektebriefje halen bij de dokter.

aanspreken
Mijn leraar spreekt me vaak aan.

controleren
De tandarts controleert het gebit van de patiënt.

gooien naar
Ze gooien de bal naar elkaar.

teruggaan
Hij kan niet alleen teruggaan.

verheugen
Kinderen verheugen zich altijd op sneeuw.

ontvangen
Hij ontving een loonsverhoging van zijn baas.

melden
Iedereen aan boord meldt zich bij de kapitein.

rijden
Ze rijden zo snel als ze kunnen.

sturen
De goederen worden in een pakket naar mij gestuurd.

overlaten
De eigenaren laten hun honden aan mij over voor een wandeling.
