Woordenlijst
Engels (UK) – Werkwoorden oefenen

openen
Het kind opent zijn cadeau.

beschermen
Kinderen moeten beschermd worden.

weggeven
Ze geeft haar hart weg.

aankomen
Hij kwam net op tijd aan.

opschrijven
Ze wil haar zakelijk idee opschrijven.

kijken
Iedereen kijkt naar hun telefoons.

leiden
Hij leidt het meisje bij de hand.

bezorgen
Onze dochter bezorgt kranten tijdens de vakantie.

verwachten
Mijn zus verwacht een kind.

voorbijgaan
De twee lopen elkaar voorbij.

gebruiken
Ze gebruikt dagelijks cosmetische producten.
