Woordenlijst
Engels (UK) – Werkwoorden oefenen

aanraken
Hij raakte haar teder aan.

arriveren
De taxi’s zijn bij de halte gearriveerd.

belasten
Kantoorwerk belast haar erg.

missen
Ze heeft een belangrijke afspraak gemist.

achterlopen
De klok loopt een paar minuten achter.

afwassen
Ik hou niet van afwassen.

ondersteunen
We ondersteunen de creativiteit van ons kind.

verbinden
Deze brug verbindt twee wijken.

beslissen
Ze kan niet beslissen welke schoenen ze moet dragen.

spreken
Men moet niet te luid spreken in de bioscoop.

publiceren
De uitgever heeft veel boeken gepubliceerd.
