Woordenlijst
Engels (UK) – Werkwoorden oefenen

verliezen
Wacht, je hebt je portemonnee verloren!

zwemmen
Ze zwemt regelmatig.

overtuigen
Ze moet haar dochter vaak overtuigen om te eten.

vertellen
Ik heb iets belangrijks te vertellen.

verlaten
Veel Engelsen wilden de EU verlaten.

herhalen
Mijn papegaai kan mijn naam herhalen.

reizen
We reizen graag door Europa.

reizen
Hij reist graag en heeft veel landen gezien.

bedekken
Het kind bedekt zijn oren.

langskomen
De artsen komen elke dag bij de patiënt langs.

noemen
Hoeveel landen kun je noemen?
