Woordenlijst
Engels (UK) – Werkwoorden oefenen

schilderen
Ik wil mijn appartement schilderen.

geld uitgeven
We moeten veel geld uitgeven aan reparaties.

garanderen
Verzekering garandeert bescherming bij ongevallen.

sorteren
Hij sorteert graag zijn postzegels.

knippen
De kapper knipt haar haar.

weglopen
Sommige kinderen lopen van huis weg.

stemmen
Men stemt voor of tegen een kandidaat.

kiezen
Het is moeilijk om de juiste te kiezen.

bereiden
Ze bereidt een taart.

bekijken
Op vakantie heb ik veel bezienswaardigheden bekeken.

doden
Ik zal de vlieg doden!
