Woordenlijst
Engels (UK) – Werkwoorden oefenen

uitleggen
Ze legt hem uit hoe het apparaat werkt.

studeren
De meisjes studeren graag samen.

vernietigen
De bestanden worden volledig vernietigd.

ziektebriefje halen
Hij moet een ziektebriefje halen bij de dokter.

uitgaan
De kinderen willen eindelijk naar buiten.

melden
Ze meldt het schandaal aan haar vriendin.

drinken
De koeien drinken water uit de rivier.

spelen
Het kind speelt liever alleen.

tegenover liggen
Daar is het kasteel - het ligt er recht tegenover!

overnemen
De sprinkhanen hebben de overhand genomen.

vertalen
Hij kan tussen zes talen vertalen.
