Woordenlijst
Engels (UK) – Werkwoorden oefenen

aankomen
Veel mensen komen op vakantie met een camper aan.

beginnen
Een nieuw leven begint met een huwelijk.

dragen
Ze dragen hun kinderen op hun rug.

proeven
De chef-kok proeft de soep.

stoppen
Hij stopte met zijn baan.

praten met
Iemand zou met hem moeten praten; hij is zo eenzaam.

draaien
Je mag naar links draaien.

duidelijk zien
Ik kan alles duidelijk zien door mijn nieuwe bril.

opzij zetten
Ik wil elke maand wat geld opzij zetten voor later.

ondernemen
Ik heb veel reizen ondernomen.

verhuizen
De buurman verhuist.
