Woordenlijst
Engels (UK) – Werkwoorden oefenen

gemakkelijk gaan
Surfen gaat hem gemakkelijk af.

schreeuwen
Als je gehoord wilt worden, moet je je boodschap luid schreeuwen.

duwen
Ze duwen de man het water in.

overrijden
Helaas worden er nog veel dieren overreden door auto’s.

uitzoeken
Ze zoekt een nieuwe zonnebril uit.

lezen
Ik kan niet zonder bril lezen.

terugbellen
Bel me morgen alstublieft terug.

sorteren
Hij sorteert graag zijn postzegels.

bedekken
Ze bedekt haar gezicht.

overdoen
De student heeft een jaar overgedaan.

deelnemen
Hij neemt deel aan de race.
