Woordenlijst
Esperanto – Werkwoorden oefenen

doorzoeken
De inbreker doorzoekt het huis.

verkiezen
Onze dochter leest geen boeken; ze verkiest haar telefoon.

aansteken
Hij stak een lucifer aan.

samenkomen
Het is fijn als twee mensen samenkomen.

binnenkomen
De metro is net het station binnengekomen.

importeren
We importeren fruit uit veel landen.

worden
Ze zijn een goed team geworden.

zijn
Je moet niet verdrietig zijn!

verhuren
Hij verhuurt zijn huis.

horen
Ik kan je niet horen!

verkennen
De astronauten willen de ruimte verkennen.
