Woordenlijst
Esperanto – Werkwoorden oefenen

sorteren
Ik heb nog veel papieren te sorteren.

draaien
Je mag naar links draaien.

verhuizen
Mijn neefje gaat verhuizen.

mengen
Je kunt een gezonde salade met groenten mengen.

toebehoren
Mijn vrouw behoort mij toe.

geven
De vader wil zijn zoon wat extra geld geven.

toelopen
Het meisje loopt naar haar moeder toe.

uitslapen
Ze willen eindelijk eens een nacht uitslapen.

werken aan
Hij moet aan al deze bestanden werken.

walgen van
Ze walgde van spinnen.

onderdak vinden
We vonden onderdak in een goedkoop hotel.
