Woordenlijst
Spaans – Werkwoorden oefenen

handelen
Mensen handelen in gebruikte meubels.

beschadigen
Twee auto’s raakten beschadigd bij het ongeluk.

bedekken
De waterlelies bedekken het water.

bestellen
Ze bestelt ontbijt voor zichzelf.

spreken
Men moet niet te luid spreken in de bioscoop.

vermijden
Hij moet noten vermijden.

controleren
De tandarts controleert het gebit van de patiënt.

ontmoeten
De vrienden ontmoetten elkaar voor een gezamenlijk diner.

verder gaan
Je kunt op dit punt niet verder gaan.

bezorgen
De pizzabezorger bezorgt de pizza.

updaten
Tegenwoordig moet je je kennis voortdurend updaten.
