Woordenlijst
Ests – Werkwoorden oefenen

dragen
De ezel draagt een zware last.

vergeven
Ze kan het hem nooit vergeven!

bedekken
Ze heeft het brood met kaas bedekt.

thuiskomen
Papa is eindelijk thuisgekomen!

imiteren
Het kind imiteert een vliegtuig.

verkiezen
Onze dochter leest geen boeken; ze verkiest haar telefoon.

trouwen
Minderjarigen mogen niet trouwen.

plaatsvinden
De begrafenis vond eergisteren plaats.

sparen
Het meisje spaart haar zakgeld.

missen
Hij mist zijn vriendin erg.

samenbrengen
De taalcursus brengt studenten van over de hele wereld samen.
