Woordenlijst
Ests – Werkwoorden oefenen

samenwerken
We werken samen als een team.

spelen
Het kind speelt liever alleen.

hangen
Ze hangen beide aan een tak.

binnenkomen
Hij komt de hotelkamer binnen.

wachten
We moeten nog een maand wachten.

voelen
Ze voelt de baby in haar buik.

springen
Hij sprong in het water.

roepen
De jongen roept zo luid als hij kan.

leiden
De meest ervaren wandelaar leidt altijd.

liggen
Ze waren moe en gingen liggen.

delen
We moeten leren onze rijkdom te delen.
