Woordenlijst
Fins – Werkwoorden oefenen

bekend zijn met
Ze is niet bekend met elektriciteit.

aanraken
De boer raakt zijn planten aan.

reizen
We reizen graag door Europa.

weglaten
Je kunt de suiker in de thee weglaten.

publiceren
De uitgever heeft veel boeken gepubliceerd.

kletsen
Hij kletst vaak met zijn buurman.

de weg vinden
Ik kan goed de weg vinden in een labyrint.

controleren
De tandarts controleert de tanden.

voorstellen
De vrouw stelt iets voor aan haar vriendin.

knippen
De kapper knipt haar haar.

doen voor
Ze willen iets voor hun gezondheid doen.
