Woordenlijst
Fins – Werkwoorden oefenen

moeten
Hij moet hier uitstappen.

herhalen
Mijn papegaai kan mijn naam herhalen.

toestaan
Men mag depressie niet toestaan.

inrichten
Mijn dochter wil haar appartement inrichten.

uitgaan
De kinderen willen eindelijk naar buiten.

parkeren
De auto’s staan in de ondergrondse garage geparkeerd.

veranderen
Veel is veranderd door klimaatverandering.

verdragen
Ze kan het zingen niet verdragen.

doorzoeken
De inbreker doorzoekt het huis.

verdenken
Hij verdenkt dat het zijn vriendin is.

redden
De dokters konden zijn leven redden.
