Woordenlijst
Fins – Werkwoorden oefenen

blind worden
De man met de badges is blind geworden.

knuffelen
Hij knuffelt zijn oude vader.

terugkomen
De boemerang kwam terug.

becommentariëren
Hij becommentarieert elke dag de politiek.

parkeren
De auto’s staan in de ondergrondse garage geparkeerd.

aanrijden
Een fietser werd aangereden door een auto.

accepteren
Sommige mensen willen de waarheid niet accepteren.

roepen
De jongen roept zo luid als hij kan.

drijven
De cowboys drijven het vee met paarden.

draaien
Ze draait het vlees.

haten
De twee jongens haten elkaar.
