Woordenlijst
Fins – Werkwoorden oefenen

weten
De kinderen zijn erg nieuwsgierig en weten al veel.

uitknippen
De vormen moeten worden uitgeknipt.

accepteren
Creditcards worden hier geaccepteerd.

afbranden
Het vuur zal een groot deel van het bos afbranden.

gebeuren
Vreemde dingen gebeuren in dromen.

schrijven op
De kunstenaars hebben op de hele muur geschreven.

verlaten
De man vertrekt.

verrassen
Ze verraste haar ouders met een cadeau.

voltooien
Hij voltooit elke dag zijn jogroute.

terugkeren
De vader is teruggekeerd uit de oorlog.

verdragen
Ze kan de pijn nauwelijks verdragen!
