Woordenlijst
Frans – Werkwoorden oefenen

rondspringen
Het kind springt vrolijk in het rond.

samenvatten
Je moet de belangrijkste punten uit deze tekst samenvatten.

verhuizen
Mijn neefje gaat verhuizen.

vermijden
Hij moet noten vermijden.

produceren
Men kan goedkoper produceren met robots.

aannemen
Het bedrijf wil meer mensen aannemen.

knippen
De kapper knipt haar haar.

uitgaan
De kinderen willen eindelijk naar buiten.

instellen
Je moet de klok instellen.

schoppen
Pas op, het paard kan schoppen!

toestaan
Men mag depressie niet toestaan.
