Woordenlijst
Frans – Werkwoorden oefenen

proeven
De chef-kok proeft de soep.

aansteken
Hij stak een lucifer aan.

doden
Pas op, je kunt iemand doden met die bijl!

werken voor
Hij heeft hard gewerkt voor zijn goede cijfers.

gaan
Waar is het meer dat hier was heengegaan?

uitkomen
Wat komt er uit het ei?

samenwerken
We werken samen als een team.

achterlaten
Ze hebben hun kind per ongeluk op het station achtergelaten.

samenbrengen
De taalcursus brengt studenten van over de hele wereld samen.

kussen
Hij kust de baby.

schrijven op
De kunstenaars hebben op de hele muur geschreven.
