Woordenlijst
Hebreeuws – Werkwoorden oefenen

reizen
Hij reist graag en heeft veel landen gezien.

vertellen
Ze vertelt haar een geheim.

becommentariëren
Hij becommentarieert elke dag de politiek.

laten staan
Vandaag moeten velen hun auto’s laten staan.

werken voor
Hij heeft hard gewerkt voor zijn goede cijfers.

weten
De kinderen zijn erg nieuwsgierig en weten al veel.

vrienden worden
De twee zijn vrienden geworden.

weggooien
Deze oude rubberen banden moeten apart worden weggegooid.

moeten gaan
Ik heb dringend vakantie nodig; ik moet gaan!

ontvangen
Hij ontving een loonsverhoging van zijn baas.

uitgaan
De kinderen willen eindelijk naar buiten.
