Woordenlijst
Kroatisch – Werkwoorden oefenen

winnen
Hij probeert te winnen met schaken.

naar beneden kijken
Ik kon vanuit het raam naar het strand beneden kijken.

houden van
Ze houdt echt veel van haar paard.

liggen
De kinderen liggen samen in het gras.

afwassen
Ik hou niet van afwassen.

vergeten
Ze is nu zijn naam vergeten.

kijken
Iedereen kijkt naar hun telefoons.

bekijken
Op vakantie heb ik veel bezienswaardigheden bekeken.

weigeren
Het kind weigert zijn eten.

leren kennen
Vreemde honden willen elkaar leren kennen.

negeren
Het kind negeert de woorden van zijn moeder.
