Woordenlijst
Hongaars – Werkwoorden oefenen

vechten
De atleten vechten tegen elkaar.

ontbijten
We ontbijten het liefst op bed.

beslissen
Ze kan niet beslissen welke schoenen ze moet dragen.

kletsen
Hij kletst vaak met zijn buurman.

drukken
Boeken en kranten worden gedrukt.

vergeven
Ze kan het hem nooit vergeven!

begeleiden
De hond begeleidt hen.

uit elkaar halen
Onze zoon haalt alles uit elkaar!

verslagen worden
De zwakkere hond wordt verslagen in het gevecht.

opzij zetten
Ik wil elke maand wat geld opzij zetten voor later.

knippen
De kapper knipt haar haar.
