Woordenlijst
Hongaars – Werkwoorden oefenen

kijken
Ze kijkt door een gat.

genieten
Ze geniet van het leven.

zoeken naar
De politie zoekt naar de dader.

controleren
De monteur controleert de functies van de auto.

bekritiseren
De baas bekritiseert de werknemer.

verliezen
Wacht, je hebt je portemonnee verloren!

verhuizen
De buurman verhuist.

achterna rennen
De moeder rent achter haar zoon aan.

corrigeren
De leraar corrigeert de essays van de studenten.

aanspreken
Mijn leraar spreekt me vaak aan.

rennen
Ze rent elke ochtend op het strand.
