Woordenlijst
Hongaars – Werkwoorden oefenen

rondrijden
De auto’s rijden in een cirkel rond.

liegen
Hij liegt vaak als hij iets wil verkopen.

weglopen
Onze kat is weggelopen.

vooruitgang boeken
Slakken boeken alleen langzame vooruitgang.

wassen
De moeder wast haar kind.

betalen
Ze betaalde met een creditcard.

verloven
Ze hebben stiekem verloofd!

sparen
Het meisje spaart haar zakgeld.

werken
Ze werkt beter dan een man.

afwassen
Ik hou niet van afwassen.

aannemen
Het bedrijf wil meer mensen aannemen.
