Woordenlijst
Indonesisch – Werkwoorden oefenen

schilderen
Ze heeft haar handen geschilderd.

missen
Hij miste de kans op een doelpunt.

rijden
Ze rijden zo snel als ze kunnen.

doorrijden
De auto rijdt door een boom.

doen voor
Ze willen iets voor hun gezondheid doen.

eisen
Hij eiste compensatie van de persoon waarmee hij een ongeluk had.

schreeuwen
Als je gehoord wilt worden, moet je je boodschap luid schreeuwen.

weglopen
Onze kat is weggelopen.

weerzien
Ze zien elkaar eindelijk weer.

verlaten
Toeristen verlaten het strand rond de middag.

toestaan
Men mag depressie niet toestaan.
