Woordenlijst
Italiaans – Werkwoorden oefenen

rondreizen
Ik heb veel rond de wereld gereisd.

testen
De auto wordt in de werkplaats getest.

missen
Hij miste de spijker en verwondde zichzelf.

gaan
Waar gaan jullie beiden heen?

betekenen
Wat betekent dit wapenschild op de vloer?

opzij zetten
Ik wil elke maand wat geld opzij zetten voor later.

verrassen
Ze verraste haar ouders met een cadeau.

verbonden zijn
Alle landen op aarde zijn met elkaar verbonden.

kiezen
Het is moeilijk om de juiste te kiezen.

verheugen
Kinderen verheugen zich altijd op sneeuw.

hopen
Velen hopen op een betere toekomst in Europa.
