Woordenlijst
Italiaans – Werkwoorden oefenen

vervoeren
De vrachtwagen vervoert de goederen.

bewijzen
Hij wil een wiskundige formule bewijzen.

brengen
De koerier brengt een pakketje.

eten
Wat willen we vandaag eten?

kijken
Ze kijkt door een gat.

op maat snijden
De stof wordt op maat gesneden.

houden van
Ze houdt echt veel van haar paard.

schoonmaken
Ze maakt de keuken schoon.

aansteken
Hij stak een lucifer aan.

beheersen
Ik kan niet te veel geld uitgeven; ik moet me beheersen.

uitverkopen
De koopwaar wordt uitverkocht.
