Woordenlijst
Italiaans – Werkwoorden oefenen

uitgaan
De meisjes gaan graag samen uit.

uitzetten
Ze zet de elektriciteit uit.

overnachten
We overnachten in de auto.

uitgeven
Ze heeft al haar geld uitgegeven.

weglopen
Onze zoon wilde van huis weglopen.

verheugen
Kinderen verheugen zich altijd op sneeuw.

voorbijgaan
De tijd gaat soms langzaam voorbij.

luisteren naar
De kinderen luisteren graag naar haar verhalen.

duwen
De auto stopte en moest geduwd worden.

bekend zijn met
Ze is niet bekend met elektriciteit.

inloggen
Je moet inloggen met je wachtwoord.
