Woordenlijst
Japans – Werkwoorden oefenen

ter beschikking hebben
Kinderen hebben alleen zakgeld ter beschikking.

naar huis rijden
Na het winkelen rijden de twee naar huis.

worden dronken
Hij wordt bijna elke avond dronken.

leiden
De meest ervaren wandelaar leidt altijd.

kijken
Ze kijkt door een gat.

genereren
We genereren elektriciteit met wind en zonlicht.

teruggeven
De leraar geeft de essays terug aan de studenten.

verbazen
Ze was verbaasd toen ze het nieuws ontving.

verbranden
Je moet geen geld verbranden.

naar beneden kijken
Ze kijkt naar beneden het dal in.

terugrijden
De moeder rijdt met de dochter terug naar huis.
