Woordenlijst
Japans – Werkwoorden oefenen

verminderen
Ik moet absoluut mijn stookkosten verminderen.

verdenken
Hij verdenkt dat het zijn vriendin is.

zien
Je kunt beter zien met een bril.

aanraken
De boer raakt zijn planten aan.

bewaren
Ik bewaar mijn geld in mijn nachtkastje.

lukken
Deze keer is het niet gelukt.

vrienden worden
De twee zijn vrienden geworden.

achterlopen
De klok loopt een paar minuten achter.

vernietigen
De bestanden worden volledig vernietigd.

herhalen
Mijn papegaai kan mijn naam herhalen.

controleren
De tandarts controleert de tanden.
