Woordenlijst

順番が来る

待ってください、もうすぐ順番が来ます！

Junban ga kuru

mattekudasai, mōsugu junban ga kimasu!

aan de beurt komen

Even wachten, je komt zo aan de beurt!

出発する

私たちの休日の客は昨日出発しました。

Shuppatsu suru

watashitachi no kyūjitsu no kyaku wa kinō shuppatsu shimashita.

vertrekken

Onze vakantiegasten vertrokken gisteren.

言及する

上司は彼を解雇すると言及しました。

Genkyū suru

jōshi wa kare o kaiko suru to genkyū shimashita.

vermelden

De baas vermeldde dat hij hem zal ontslaan.

好む

彼女は野菜よりもチョコレートが好きです。

Konomu

kanojo wa yasai yori mo chokorēto ga sukidesu.

houden van

Ze houdt meer van chocolade dan van groenten.

泳ぐ

彼女は定期的に泳ぎます。

Oyogu

kanojo wa teikitekini oyogimasu.

zwemmen

Ze zwemt regelmatig.

繰り返す

それをもう一度繰り返してもらえますか？

Kurikaesu

sore o mōichido kurikaeshite moraemasu ka?

herhalen

Kun je dat alstublieft herhalen?

結婚する

そのカップルはちょうど結婚しました。

Kekkon suru

sono kappuru wa chōdo kekkon shimashita.

trouwen

Het stel is net getrouwd.

調べる

知らないことは調べる必要があります。

Shiraberu

shiranai koto wa shiraberu hitsuyō ga arimasu.

opzoeken

Wat je niet weet, moet je opzoeken.

返答する

彼女は質問で返答しました。

Hentō suru

kanojo wa shitsumon de hentō shimashita.

antwoorden

Ze antwoordde met een vraag.

チェックする

メカニックは車の機能をチェックします。

Chekku suru

mekanikku wa kuruma no kinō o chekku shimasu.

controleren

De monteur controleert de functies van de auto.

なる

彼らは良いチームになりました。

Naru

karera wa yoi chīmu ni narimashita.

worden

Ze zijn een goed team geworden.

座る

彼女は夕日の海辺に座っています。

Suwaru

kanojo wa yūhi no umibe ni suwatte imasu.

zitten

Ze zit bij de zee tijdens zonsondergang.