Woordenlijst
Japans – Werkwoorden oefenen

doden
Pas op, je kunt iemand doden met die bijl!

uitgaan
Ze stapt uit de auto.

verkiezen
Onze dochter leest geen boeken; ze verkiest haar telefoon.

op maat snijden
De stof wordt op maat gesneden.

investeren
Waar moeten we ons geld in investeren?

gebeuren
Vreemde dingen gebeuren in dromen.

rennen
Ze rent elke ochtend op het strand.

ontvangen
Hij ontvangt een goed pensioen op oudere leeftijd.

ontvangen
Ze ontving een heel mooi cadeau.

verdwalen
Het is gemakkelijk om in het bos te verdwalen.

rondreizen
Ik heb veel rond de wereld gereisd.
