Woordenlijst
Japans – Werkwoorden oefenen

afbranden
Het vuur zal een groot deel van het bos afbranden.

beginnen
De soldaten beginnen.

stoppen
De agente stopt de auto.

aankomen
Veel mensen komen op vakantie met een camper aan.

kletsen
Ze kletsen met elkaar.

werken voor
Hij heeft hard gewerkt voor zijn goede cijfers.

overtreffen
Walvissen overtreffen alle dieren in gewicht.

kwaadspreken
De klasgenoten spreken kwaad over haar.

beginnen
Een nieuw leven begint met een huwelijk.

omgaan
Men moet met problemen omgaan.

vernieuwen
De schilder wil de muurkleur vernieuwen.
