Woordenlijst
Kazachs – Werkwoorden oefenen

staan
De bergbeklimmer staat op de top.

branden
Het vlees mag niet branden op de grill.

schoonmaken
Ze maakt de keuken schoon.

vertrekken
Onze vakantiegasten vertrokken gisteren.

sneeuwen
Het heeft vandaag veel gesneeuwd.

snijden
Voor de salade moet je de komkommer snijden.

uitspreken
Ze wil zich uitspreken tegen haar vriend.

de weg vinden
Ik kan goed de weg vinden in een labyrint.

overdoen
De student heeft een jaar overgedaan.

praten met
Iemand zou met hem moeten praten; hij is zo eenzaam.

vaststellen
De datum wordt vastgesteld.
