Woordenlijst
Koreaans – Werkwoorden oefenen

vernielen
De tornado vernielt veel huizen.

garanderen
Verzekering garandeert bescherming bij ongevallen.

beschermen
De moeder beschermt haar kind.

verkopen
De handelaren verkopen veel goederen.

vragen
Mijn kleinkind vraagt veel van mij.

geschikt zijn
Het pad is niet geschikt voor fietsers.

dragen
De ezel draagt een zware last.

stemmen
Men stemt voor of tegen een kandidaat.

geloven
Veel mensen geloven in God.

vertrouwen
We vertrouwen elkaar allemaal.

ritselen
De bladeren ritselen onder mijn voeten.
