Woordenlijst
Koreaans – Werkwoorden oefenen

aankomen
Het vliegtuig is op tijd aangekomen.

verspillen
Energie mag niet verspild worden.

terugkeren
De vader is teruggekeerd uit de oorlog.

schoonmaken
Ze maakt de keuken schoon.

binnenlaten
Men moet nooit vreemden binnenlaten.

doorkomen
Het water was te hoog; de truck kon er niet doorheen.

verwijzen
De leraar verwijst naar het voorbeeld op het bord.

draaien
Ze pakte de telefoon en draaide het nummer.

achterlaten
Ze hebben hun kind per ongeluk op het station achtergelaten.

langskomen
De artsen komen elke dag bij de patiënt langs.

duwen
De verpleegster duwt de patiënt in een rolstoel.
