Woordenlijst
Koreaans – Werkwoorden oefenen

knippen
De kapper knipt haar haar.

vervoeren
De vrachtwagen vervoert de goederen.

verheugen
Het doelpunt verheugt de Duitse voetbalfans.

ontmoeten
De vrienden ontmoetten elkaar voor een gezamenlijk diner.

overweg kunnen
Stop met ruziën en kunnen jullie eindelijk met elkaar overweg!

plukken
Ze plukte een appel.

beïnvloeden
Laat je niet door anderen beïnvloeden!

handelen
Mensen handelen in gebruikte meubels.

verdragen
Ze kan de pijn nauwelijks verdragen!

verlaten
De man vertrekt.

accepteren
Ik kan dat niet veranderen, ik moet het accepteren.
