Woordenlijst
Lets – Werkwoorden oefenen
![cms/verbs-webp/124545057.webp](https://www.50languages.com/storage/cms/verbs-webp/124545057.webp)
luisteren naar
De kinderen luisteren graag naar haar verhalen.
![cms/verbs-webp/89636007.webp](https://www.50languages.com/storage/cms/verbs-webp/89636007.webp)
ondertekenen
Hij ondertekende het contract.
![cms/verbs-webp/87153988.webp](https://www.50languages.com/storage/cms/verbs-webp/87153988.webp)
bevorderen
We moeten alternatieven voor autoverkeer bevorderen.
![cms/verbs-webp/130938054.webp](https://www.50languages.com/storage/cms/verbs-webp/130938054.webp)
bedekken
Het kind bedekt zichzelf.
![cms/verbs-webp/103910355.webp](https://www.50languages.com/storage/cms/verbs-webp/103910355.webp)
zitten
Er zitten veel mensen in de kamer.
![cms/verbs-webp/85860114.webp](https://www.50languages.com/storage/cms/verbs-webp/85860114.webp)
verder gaan
Je kunt op dit punt niet verder gaan.
![cms/verbs-webp/106787202.webp](https://www.50languages.com/storage/cms/verbs-webp/106787202.webp)
thuiskomen
Papa is eindelijk thuisgekomen!
![cms/verbs-webp/90643537.webp](https://www.50languages.com/storage/cms/verbs-webp/90643537.webp)
zingen
De kinderen zingen een lied.
![cms/verbs-webp/79322446.webp](https://www.50languages.com/storage/cms/verbs-webp/79322446.webp)
voorstellen
Hij stelt zijn nieuwe vriendin voor aan zijn ouders.
![cms/verbs-webp/85010406.webp](https://www.50languages.com/storage/cms/verbs-webp/85010406.webp)
overspringen
De atleet moet over het obstakel springen.
![cms/verbs-webp/43100258.webp](https://www.50languages.com/storage/cms/verbs-webp/43100258.webp)
ontmoeten
Soms ontmoeten ze elkaar in het trappenhuis.
![cms/verbs-webp/117490230.webp](https://www.50languages.com/storage/cms/verbs-webp/117490230.webp)