Woordenlijst
Lets – Werkwoorden oefenen

meedenken
Je moet meedenken bij kaartspellen.

parkeren
De auto’s staan in de ondergrondse garage geparkeerd.

verkennen
Mensen willen Mars verkennen.

lezen
Ik kan niet zonder bril lezen.

duwen
De verpleegster duwt de patiënt in een rolstoel.

spelen
Het kind speelt liever alleen.

voorstellen
De vrouw stelt iets voor aan haar vriendin.

verrassen
Ze verraste haar ouders met een cadeau.

bedekken
Ze heeft het brood met kaas bedekt.

branden
Er brandt een vuur in de open haard.

verbazen
Ze was verbaasd toen ze het nieuws ontving.
