Woordenlijst
Macedonisch – Werkwoorden oefenen

wandelen
De groep wandelde over een brug.

eindigen
De route eindigt hier.

binnenkomen
Het schip komt de haven binnen.

aansteken
Hij stak een lucifer aan.

trainen
De hond wordt door haar getraind.

verhuizen
De buurman verhuist.

opmerken
Wie iets weet, mag in de klas opmerken.

bedekken
Ze bedekt haar gezicht.

oefenen
Hij oefent elke dag met zijn skateboard.

doen
Dat had je een uur geleden moeten doen!

veroorzaken
Te veel mensen veroorzaken snel chaos.
