Woordenlijst
Macedonisch – Werkwoorden oefenen

trainen
De hond wordt door haar getraind.

missen
Hij mist zijn vriendin erg.

kletsen
Ze kletsen met elkaar.

slaan
Ze slaat de bal over het net.

verbazen
Ze was verbaasd toen ze het nieuws ontving.

bedekken
Ze heeft het brood met kaas bedekt.

aanrijden
Een fietser werd aangereden door een auto.

aannemen
Het bedrijf wil meer mensen aannemen.

doorzoeken
De inbreker doorzoekt het huis.

beginnen
School begint net voor de kinderen.

ondertekenen
Hij ondertekende het contract.
