Woordenlijst
Macedonisch – Werkwoorden oefenen

afbranden
Het vuur zal een groot deel van het bos afbranden.

gebruiken
Zelfs kleine kinderen gebruiken tablets.

ritselen
De bladeren ritselen onder mijn voeten.

veranderen
Veel is veranderd door klimaatverandering.

achteruit zetten
Binnenkort moeten we de klok weer achteruit zetten.

stoppen
Je moet stoppen bij het rode licht.

trekken
Hoe gaat hij die grote vis eruit trekken?

voeden
De kinderen voeden het paard.

activeren
De rook activeerde het alarm.

delen
We moeten leren onze rijkdom te delen.

straffen
Ze strafte haar dochter.
