Woordenlijst
Macedonisch – Werkwoorden oefenen

gemakkelijk gaan
Surfen gaat hem gemakkelijk af.

binnenkomen
Hij komt de hotelkamer binnen.

rennen
De atleet rent.

blind worden
De man met de badges is blind geworden.

evalueren
Hij evalueert de prestaties van het bedrijf.

afwassen
Ik hou niet van afwassen.

volgen
Mijn hond volgt me als ik jog.

kijken
Iedereen kijkt naar hun telefoons.

overnemen
De sprinkhanen hebben de overhand genomen.

voorgaan
Gezondheid gaat altijd voor!

aanrijden
Een fietser werd aangereden door een auto.
