Woordenlijst
Marathi – Werkwoorden oefenen

ritselen
De bladeren ritselen onder mijn voeten.

stoppen
Ik wil nu stoppen met roken!

overkomen
Is hem iets overkomen tijdens het werkongeluk?

sluiten
Ze sluit de gordijnen.

deelnemen
Hij neemt deel aan de race.

vragen
Hij vraagt haar om vergeving.

vereenvoudigen
Je moet ingewikkelde dingen voor kinderen vereenvoudigen.

oprapen
We moeten alle appels oprapen.

vertrekken
Onze vakantiegasten vertrokken gisteren.

knippen
De kapper knipt haar haar.

besmet raken
Ze raakte besmet met een virus.
