Woordenlijst

Maleis – Werkwoorden oefenen

cms/verbs-webp/43483158.webp
met de trein gaan
Ik ga er met de trein heen.
cms/verbs-webp/109766229.webp
voelen
Hij voelt zich vaak alleen.
cms/verbs-webp/122224023.webp
achteruit zetten
Binnenkort moeten we de klok weer achteruit zetten.
cms/verbs-webp/61389443.webp
liggen
De kinderen liggen samen in het gras.
cms/verbs-webp/46602585.webp
vervoeren
We vervoeren de fietsen op het dak van de auto.
cms/verbs-webp/91997551.webp
begrijpen
Men kan niet alles over computers begrijpen.
cms/verbs-webp/100565199.webp
ontbijten
We ontbijten het liefst op bed.
cms/verbs-webp/120686188.webp
studeren
De meisjes studeren graag samen.
cms/verbs-webp/85871651.webp
moeten gaan
Ik heb dringend vakantie nodig; ik moet gaan!
cms/verbs-webp/859238.webp
uitoefenen
Ze oefent een ongewoon beroep uit.
cms/verbs-webp/67955103.webp
eten
De kippen eten de granen.
cms/verbs-webp/118588204.webp
wachten
Ze wacht op de bus.