Woordenlijst
Noors – Werkwoorden oefenen
![cms/verbs-webp/112444566.webp](https://www.50languages.com/storage/cms/verbs-webp/112444566.webp)
praten met
Iemand zou met hem moeten praten; hij is zo eenzaam.
![cms/verbs-webp/34664790.webp](https://www.50languages.com/storage/cms/verbs-webp/34664790.webp)
verslagen worden
De zwakkere hond wordt verslagen in het gevecht.
![cms/verbs-webp/60395424.webp](https://www.50languages.com/storage/cms/verbs-webp/60395424.webp)
rondspringen
Het kind springt vrolijk in het rond.
![cms/verbs-webp/106682030.webp](https://www.50languages.com/storage/cms/verbs-webp/106682030.webp)
terugvinden
Na de verhuizing kon ik mijn paspoort niet meer terugvinden.
![cms/verbs-webp/90321809.webp](https://www.50languages.com/storage/cms/verbs-webp/90321809.webp)
geld uitgeven
We moeten veel geld uitgeven aan reparaties.
![cms/verbs-webp/112755134.webp](https://www.50languages.com/storage/cms/verbs-webp/112755134.webp)
bellen
Ze kan alleen bellen tijdens haar lunchpauze.
![cms/verbs-webp/91603141.webp](https://www.50languages.com/storage/cms/verbs-webp/91603141.webp)
weglopen
Sommige kinderen lopen van huis weg.
![cms/verbs-webp/66787660.webp](https://www.50languages.com/storage/cms/verbs-webp/66787660.webp)
schilderen
Ik wil mijn appartement schilderen.
![cms/verbs-webp/28581084.webp](https://www.50languages.com/storage/cms/verbs-webp/28581084.webp)
hangen
IJsspegels hangen van het dak.
![cms/verbs-webp/118826642.webp](https://www.50languages.com/storage/cms/verbs-webp/118826642.webp)
uitleggen
Opa legt de wereld uit aan zijn kleinzoon.
![cms/verbs-webp/62000072.webp](https://www.50languages.com/storage/cms/verbs-webp/62000072.webp)
overnachten
We overnachten in de auto.
![cms/verbs-webp/77572541.webp](https://www.50languages.com/storage/cms/verbs-webp/77572541.webp)