Woordenlijst
Noors – Werkwoorden oefenen

terugrijden
De moeder rijdt met de dochter terug naar huis.

vergeten
Ze wil het verleden niet vergeten.

opschrijven
Je moet het wachtwoord opschrijven!

binnenlaten
Men moet nooit vreemden binnenlaten.

samenvatten
Je moet de belangrijkste punten uit deze tekst samenvatten.

verdwalen
Het is gemakkelijk om in het bos te verdwalen.

naar huis gaan
Hij gaat na het werk naar huis.

sturen
De goederen worden in een pakket naar mij gestuurd.

aanbieden
Wat bied je me aan voor mijn vis?

de weg terugvinden
Ik kan de weg terug niet vinden.

overspringen
De atleet moet over het obstakel springen.
