Woordenlijst
Noors – Werkwoorden oefenen

veroorzaken
Suiker veroorzaakt veel ziekten.

verminderen
Ik moet absoluut mijn stookkosten verminderen.

verbranden
Je moet geen geld verbranden.

bedekken
Het kind bedekt zijn oren.

vergeten
Ze wil het verleden niet vergeten.

openen
Het festival werd geopend met vuurwerk.

opletten
Men moet opletten voor de verkeersborden.

reizen
We reizen graag door Europa.

aankomen
Het vliegtuig is op tijd aangekomen.

doorlaten
Moeten vluchtelingen aan de grenzen worden doorgelaten?

binnenkomen
De metro is net het station binnengekomen.
