Woordenlijst

Noors – Werkwoorden oefenen

cms/verbs-webp/123786066.webp
drinken
Ze drinkt thee.
cms/verbs-webp/26758664.webp
sparen
Mijn kinderen hebben hun eigen geld gespaard.
cms/verbs-webp/23258706.webp
optrekken
De helikopter trekt de twee mannen omhoog.
cms/verbs-webp/40094762.webp
wekken
De wekker wekt haar om 10 uur ’s ochtends.
cms/verbs-webp/91367368.webp
wandelen
De familie gaat op zondag wandelen.
cms/verbs-webp/114052356.webp
branden
Het vlees mag niet branden op de grill.
cms/verbs-webp/54608740.webp
verwijderen
Onkruid moet verwijderd worden.
cms/verbs-webp/55119061.webp
beginnen met rennen
De atleet staat op het punt om te beginnen met rennen.
cms/verbs-webp/114379513.webp
bedekken
De waterlelies bedekken het water.
cms/verbs-webp/106682030.webp
terugvinden
Na de verhuizing kon ik mijn paspoort niet meer terugvinden.
cms/verbs-webp/120128475.webp
denken
Ze moet altijd aan hem denken.
cms/verbs-webp/78309507.webp
uitknippen
De vormen moeten worden uitgeknipt.