Woordenlijst
Noors – Werkwoorden oefenen

spellen
De kinderen leren spellen.

rinkelen
Hoor je de bel rinkelen?

schilderen
De auto wordt blauw geschilderd.

vertellen
Ik heb iets belangrijks te vertellen.

voelen
De moeder voelt veel liefde voor haar kind.

mengen
Verschillende ingrediënten moeten worden gemengd.

vastzitten
Ik zit vast en kan geen uitweg vinden.

verbeteren
Ze wil haar figuur verbeteren.

durven
Ik durf niet in het water te springen.

beginnen
De soldaten beginnen.

delen
We moeten leren onze rijkdom te delen.
