Woordenlijst
Noors – Werkwoorden oefenen

produceren
Men kan goedkoper produceren met robots.

branden
Er brandt een vuur in de open haard.

wegrijden
Ze rijdt weg in haar auto.

rennen
De atleet rent.

rinkelen
De bel rinkelt elke dag.

testen
De auto wordt in de werkplaats getest.

versterken
Gymnastiek versterkt de spieren.

drukken
Hij drukt op de knop.

duidelijk zien
Ik kan alles duidelijk zien door mijn nieuwe bril.

studeren
De meisjes studeren graag samen.

afwassen
Ik hou niet van afwassen.
