Woordenlijst
Noors – Werkwoorden oefenen

mengen
Verschillende ingrediënten moeten worden gemengd.

rennen
Ze rent elke ochtend op het strand.

verdragen
Ze kan het zingen niet verdragen.

schilderen
De auto wordt blauw geschilderd.

begrijpen
Ik begreep eindelijk de taak!

herinneren
De computer herinnert me aan mijn afspraken.

beschermen
De moeder beschermt haar kind.

uitkomen
Wat komt er uit het ei?

zwemmen
Ze zwemt regelmatig.

duwen
De auto stopte en moest geduwd worden.

walgen van
Ze walgde van spinnen.
