Woordenlijst
Noors – Werkwoorden oefenen

houden van
Ze houdt heel veel van haar kat.

luisteren
Ze luistert en hoort een geluid.

uitgeven
Ze heeft al haar geld uitgegeven.

moeten
Hij moet hier uitstappen.

accepteren
Creditcards worden hier geaccepteerd.

deelnemen
Hij neemt deel aan de race.

voorstellen
Ze stelt zich elke dag iets nieuws voor.

verdenken
Hij verdenkt dat het zijn vriendin is.

noemen
Hoeveel landen kun je noemen?

werken aan
Hij moet aan al deze bestanden werken.

vergeven
Ze kan het hem nooit vergeven!
