Woordenlijst
Punjabi – Werkwoorden oefenen

rijden
Ze rijden zo snel als ze kunnen.

verhuizen
De buurman verhuist.

antwoorden
Ze antwoordde met een vraag.

huilen
Het kind huilt in het bad.

trouwen
Het stel is net getrouwd.

beïnvloeden
Laat je niet door anderen beïnvloeden!

aanspreken
Mijn leraar spreekt me vaak aan.

recht hebben op
Ouderen hebben recht op een pensioen.

controleren
Hij controleert wie daar woont.

weglaten
Je kunt de suiker in de thee weglaten.

uitgeven
Ze heeft al haar geld uitgegeven.
