Woordenlijst
Pools – Werkwoorden oefenen

studeren
Er studeren veel vrouwen aan mijn universiteit.

imiteren
Het kind imiteert een vliegtuig.

bespreken
Ze bespreken hun plannen.

handelen
Mensen handelen in gebruikte meubels.

uitsluiten
De groep sluit hem uit.

binnenlaten
Buiten sneeuwde het en we lieten ze binnen.

voeden
De kinderen voeden het paard.

controleren
Hij controleert wie daar woont.

gooien
Hij gooit zijn computer boos op de grond.

schilderen
Ze heeft haar handen geschilderd.

denken
Ze moet altijd aan hem denken.
