Woordenlijst
Portugees (PT) – Werkwoorden oefenen

vragen
Mijn kleinkind vraagt veel van mij.

doorrijden
De auto rijdt door een boom.

knuffelen
Hij knuffelt zijn oude vader.

ziektebriefje halen
Hij moet een ziektebriefje halen bij de dokter.

naar huis rijden
Na het winkelen rijden de twee naar huis.

besparen
Je kunt geld besparen op verwarming.

voltooien
Kun je de puzzel voltooien?

publiceren
Reclame wordt vaak in kranten gepubliceerd.

spreken
Hij spreekt tot zijn publiek.

proeven
De chef-kok proeft de soep.

accepteren
Creditcards worden hier geaccepteerd.
